Pietje Bell, de befaamde Rotterdamse jongen, gaat op kippenjacht samen met zijn kornuiten Peentje en Engeltje, maar zij worden achtervolgd door een agent, die hen -ondanks de protesten van tante Cato- voor de commissaris leidt. Pietje en zijn vriendjes weten zich eruit te praten. Pietje voert met zijn vrienden Peentje en Engeltje een circusvoorstelling op, die door brand wordt verstoord doordat een van Pietje zijn trucs verkeerd uitpakt.